Poetsen

“Het plezier wordt je afgenomen” zei de man, “het plezier van het zelf ontdekken. Zo gaan die dingen.” terwijl hij voorzichtig, met opgerolde broekspijpen, de korte ladder afdaalde ontdekte ze het begin van een kalende plek op zijn hoofd. Hij keek nog even op. “Kom, probeer het ook eens, er is niemand in de buurt die het ziet.” Ze twijfelde. Niet dat ze hem niet vertrouwde, haar onderbuik was nog nooit zo rustig geweest, maar het idee om onzichtbare grenzen te overschrijden hield haar tegen. Hij stond inmiddels weer met twee benen op de grond, draaide zich om en begon te lopen. Haar angst om alleen in het donker achter te blijven was groter dan de angst betrapt te worden. Ze schoof haar lijf iets verder  over de muur, draaide op haar buik en liet haar benen over de rand bungelen. Voorzichtig zochten haar voeten de eerste tree en zo snel ze kon daalde ze af.

In de verte kon ze zijn silhouet nog net zien. “Buurman, wacht” riep ze zachtjes terwijl ze haar slippers uitschopte. Hij leek haar niet te horen. Het natte gras onder haar blote voeten veerde mee terwijl ze de achtervolging inzette. In de verte liet het zwakke schijnsel van de maan het wateroppervlak glinsteren. Op het moment dat ze bijna bij hem was, bleef hij staan. “ Verstandig besluit, soms moet je gewoon de sprong in het diepe wagen’ sprak hij terwijl hij zich in het water liet zakken. “een zwembad hoort gewoon altijd open te zijn. Zwemmen bij het schijnsel van de maan, je zintuigen op scherp, terwijl het water je lichaam als een warme schil omhult. Je ontdoen van alle ballast, je geest de ruimte geven om als herboren weer boven te komen. Schoner kan je geest niet worden.” Ze knikt en duikt

Geschreven voor Plato’s WE 300 woord: Poetsen.
Het woord mag niet in het verhaal voorkomen, en het verhaal moet 300 woorden tellen.
Zelf meedoen? Of meer 300 woordverhalen lezen?
Klik dan hier.