Op vrijdagochtend neem ik een andere route. Eerst de post ophalen en dan naar kantoor. In het statige gebouw aan de overkant van de Utrechtseweg is sinds kort het Leger des Heils neer gestreken. De grote ramen geven alle geheimen prijs, zeker nu de verlichting overal brand. Al een paar keer viel hij me op. Ik schat hem een jaar of 12. In het kleine, helder verlichte kamertje waar alleen een tafel en drie stoelen staan, zit hij aan het hoofd van de tafel. Aan zijn rechter en linkerkant twee dames, die, zo lijkt het, voortdurend op hem in praten. Hij zit zo ver voorovergebogen dat hij bijna zijn gezicht tussen zijn kniexc3xabn stoppen kan. Ik heb medelijden met het mannetje. Zoxe2x80x99n kind moet je troosten, denk ik telkens als ik hem zie. Kijk nou toch wat een hoopje ellende . Ik onderdruk de neiging om even te blijven staan. Het tafereel maakt mij verdrietig.
Zojuist heb ik eens even opgezocht wat ze daar nu precies doen. Ik word er niet vrolijker van
Alleen van die terminologie op die website als resocialiserings traject wordt ik alles behalve vrolijk.
Van zoiets word je ook niet vrolijk nee. 😦 Soms wil je het liever niet weten he?